Terwijl ik mezelf door de toegangshekjes heen worstel met mijn tassen en de jassen van de kinderen die ze ergens onderweg hebben uitgetrokken en klem blijf zitten omdat één van de tassen tussen van die draai-ding-gevallen blijft haken, terwijl ik goochel met mijn portemonnee en de toegangskaartjes die ik ook nog tussen mijn vingers heb, terwijl ik roep naar mijn Oost-Indisch dove kinderen dat ze even moeten wachten, rennen de kinderen al de hoek om, beiden op zoek naar het grootste verkleedhokje.
Op de één of andere manier, ben ik altijd bang, dat het geruststellende groene lampje van het toegangshekje, na verloop van tijd weer op rood springt en dat ik er dan niet meer in of uit kan. En dat dat ding dan ook nog op tilt slaat. Sta je dan. Klem in het toegangspoortje. De toestand die dan ontstaat. De mensen die ingeschakeld moeten worden om me te “redden”. De rijen die ontstaan, doordat niemand er meer in of uit kan, doordat een of andere muts vast is komen te zitten in dat ding. De meewarige, maar vooral geamuseerde blikken van de rest van de ramp-toeristen.
Met een ruk lukt het me om mijn tas los te trekken en opgelucht haast ik me achter de kinderen aan. Nergens te bekennen. Het is een wirwar van gangen met pashokjes, dus geen idee waar ik moet beginnen. Dan maar roepen. Vanuit twee verschillende richtingen komen de stemmen van mijn kinderen mij tegemoet, blij roepend dat ze al een hokje gevonden hebben. “Ga ons maar zoeken mama! We hebben ons verstopt! “
Fijn. Fantastisch. Ik kan moeilijk aan alle dichte hokjes gaan rammelen, bovendien hebben we hier geen tijd voor, dus ik steven naar het dichtstbijzijnde familiehokje en roep dat de kinderen als de gesmeerde bliksem naar me toe moeten komen, omdat we anders veel te laat zijn voor de zwemles. Het duurt even, maar uiteindelijk hebben ze, door middel van mijn stemgeluid de richting bepalend, het kleedhokje gevonden.
Als we ons omgekleed hebben proberen we onze kleren zo goed en zo kwaad als dat gaat in de tassen te proppen. Een bikini of een zwembroek neemt nou eenmaal veel minder ruimte in dan een complete set kleding. Met elk een paar schoenen in de hand, een handdoek op de arm, een bal onder mijn oksel, de jassen in een wurggreep onder mijn andere arm, de tassen in mijn andere hand en een euromuntje voor het kluisje tussen mijn tanden, stuiteren we de gang op. Op zoek naar het allergrootste kluisje, want mama heeft maar 1 euromunt in de portemonnee.
Nadat we daarin geslaagd zijn, haasten we ons naar de ingang van de Dome. Een gigantische koepel van glas waaronder zich het zwembad bevindt. Ik kan het niet helpen, maar nu ik het schild van handdoeken, tassen en jassen kwijt ben en ik in het volle daglicht sta in mijn bijna-niksie, voel ik me zoals altijd lichtelijk opgelaten. Ik ben me bewust van mijn lichaam en alles wat daaraan mankeert. Bovendien verkeer ik nou eenmaal niet dagelijks in het gezelschap van schaars geklede , vreemde mensen. Nog erger: bekende mensen. Mensen van school, buren, de tandarts, de winkelbediende, de garagemonteur. Mensen waarbij ik er normaal gesproken niet over zou Piekeren om me zo bloot te laten zien. Laat staan dat ik er op zit te wachten om hen zo bloot te zien.
(Voordat diegenen die me kennen nu luidkeels in protest schieten: Ja, ik ben slank, heb best een goed figuur, heb niets te klagen, het kan allemaal veel erger, etc., bla, bla, bla. Maar dat betekent niet dat ik niet onzeker kan zijn over mijn lichaam. Over de spatadertjes op mijn benen, over de cellulitis die zich ook bij mij heeft gemanifesteerd, over de zwangerschapsstriemen op mijn heupen, over mijn kleine borsten, over de paar zwarte haartjes die mijn onderbenen sieren , over de blauwe plek op mijn knie, over de uitgroei in mijn geblondeerde haar die in het water veel meer opvalt. )
Wanneer ik mijn zoontje veilig in het lesbad heb afgeleverd stuiven mijn dochter en ik het golfslagbad in. Mijn dochter omdat zij weet dat binnen een paar minuten de golven gaan beginnen en ik omdat ik me dan kan verbergen in het verhullende water. Al snel ben ik mijn schaamte vergeten en ben ik samen met mijn dochter weer kind. We bedwingen de golven, fantaseren dat we zeemeerminnen zijn, gooien de bal over, doen baltikkertje, zwemmen zo ver als we kunnen onder water, doen handstand in het water, proberen met elkaar te praten onder water, roetsjen van de glijbaan, waar ook ik de randjes van mijn broekje terugduw, zodat ik op mijn blote billen de glijbaan afga, want dat gaat ten slotte veel sneller, houden het water bij de ingang van de glijbaan tegen met ons lichaam, zodat het nóg veel sneller gaat en gaan een kijkje nemen bij de bubbelbaden of er plek is.
In de meeste gevallen is dat niet zo, maar deze keer, wonder boven wonder zien we dat één van de twee baden op twee vrouwen met een baby na, helemaal leeg is. Zonder na te denken storten we ons in dat hete bubbelbad en gaan zitten. Ik kijk vertederd naar de baby’s in hun zwemluiers en dán pas begint het me te dagen. Vandaar dat dit bubbelbad zo verlaten is. Ik probeer uit alle macht het beeld van zich vrijelijk ontlastende baby’s uit mijn hoofd te zetten, maar faal jammerlijk. Ik vind er niks ontspannends meer aan en lok mijn dochter met een smoes over de wildwaterbaan het bubbelbad uit.
Ik vind die wildwaterbaan doodeng, kom er altijd bont en blauw uit en blijf altijd enorm charmant met mijn kont de lucht in stekend, vastzitten achter één van de barrières tussen de verschillende fases van de wildwaterbaan. Terwijl ik probeer mijn dochter bij te houden die zonder angst en dolenthousiast die baan af snelt, voel ik mijn bikini verschuiven, maar heb geen tijd dit te fatsoeneren, dus met een ontblote borst donder ik de eindkolk in. Terwijl ik die, al draaiend in de draaikolk, weer in mijn bikini pruts, vis ik mijn dochter met bonzend hart uit het water en worstel mezelf en haar naar de trap. Ik probeer niet te denken aan de camera’s die overal bij de baan hangen en aan de mensen die achter de beeldschermen mijn lijdensweg hebben kunnen volgen.
Zo waardig mogelijk hijs ik mezelf de trap op en stel voor om weer eens het golfslagbad te gaan bezoeken. Gelukkig heeft mijn dochter daar ook wel zin in, dus ik kan me weer even verbergen in de relatieve anonimiteit van het water.
Wanneer ik mijn zoon weer kan ophalen van de les, spetter en spatter ik plichtsgetrouw nog even verder, maar heb ik eigenlijk mijn portie wel gehad. En dan te bedenken dat ik over twee dagen weer mag gaan zwemmen……. Halleluja!