Zodra ik de grens tussen de tuin van het huis en de bomen van het bos over stap, bevind ik me in een andere wereld. Een wereld waarin sprookjes bestaan. Waarin trollen trappelend met hun beentjes liggen te suffen onder de stenen, elfjes fladderend flaneren tussen de bomen en kabouters kaakjes kauwen in hun paddenstoelen. Waarin een gewonde draak verscholen ligt tussen de rotsen en een heel dierenrijk zich laat zien en kan praten met mensen. De wereld die ik zo goed ken uit alle boeken die ik gelezen heb, waarin mijn fantasie van de woorden een universum bouwde en waarvan af en toe een flits te zien is in een film.
Ik loop langs de moshut die de kinderen in de eerste twee dagen dat we hier waren, gebouwd hebben. Het is dat ik weet dat het er staat, want anders zou hij wegvallen in de rest van het groen. Een grote boom is als middenpaal gebruikt en de stammetjes van kleine, omgevallen boompjes die her en der uit het bos gesleept zijn, zijn gebruikt als de wanden van de hut. Daarbovenop en tussenin hebben ze die wanden compleet gevuld met het dikke mos, dat de bodem van het bos in overvloed bedekt. De vloer van de hut is schoongeveegd en lichtelijk uitgegraven, waardoor er een kleine zitkuil is ontstaan. Of dat nou zo handig is, weet ik niet, want de kuil is nu al gevuld met een klein poeltje water. Al doende leert men.
Ik zie de rode wangen en glanzende ogen van de kinderen weer voor me, toen ze me riepen om het eindresultaat te laten zien. Natuurlijk had ik moeite de hut te vinden, tot grote tevredenheid van de kinderen. ‘Deze hut zal niemand vernielen!’ zegt A. ‘Want wij zijn de enigen kinderen die hier wonen!’ Met stralende ogen kijkt ze naar het eindresultaat van hun harde werken. ‘De mooiste hut ooit!’ knikt J. bevestigend. En dan schieten ze ieder een andere kant op om dennenappels te verzamelen. Er is namelijk unaniem besloten dat deze hut voor de eekhoorns is, die zich veelvuldig in de bomen bevinden. Misschien, heel misschien blijven ze wel in de hut overwinteren als ze daar maar genoeg dennenappels neerleggen.
Even wordt het me zwaar om het hart. Er is namelijk ook een nadeel aan het helemaal achteraf wonen. Interactie met andere kinderen is nodig voor een gezonde, sociale ontwikkeling van kinderen. Al is negatieve interactie natuurlijk weer niet zo bevorderlijk. Snel stel ik mezelf gerust. Ze gaan tenslotte ook naar school en straks ook naar de plaatselijke zwemclub. Wie weet wat ze nog meer gaan doen hier, dus die sociale interactie komt vast wel goed.
Ons huis heeft geen televisie. Onmenselijk gewoon, ik weet het, we zijn hier volkomen terug geslingerd naar het stenen tijdperk, ondanks het internet en de vaatwasmachine, maar tot nog toe heb ik ze er niet over gehoord. Zelfs de tablets die we hebben meegenomen, liggen onaangeroerd in de la. Ook wanneer het regent, zijn de kinderen buiten, want onder de bomen blijft het droog. Alleen als het heel hard regent, begint het wat te druppelen in het bos, maar dat deert ze niet. Er is nog teveel te ontdekken.
Nu rennen ze voor me uit, het bos in, de heuvel op. Al stagneert de snelheid al gauw. Het klimmen niet meer gewend, verzuren hun benen en hebben ze even de tijd nodig om bij te komen. Na even langzaam doorstappen, trekt dit gelukkig snel weg en kunnen ze zich weer zo beweeglijk en onregelmatig voortbewegen als kinderen doen.
Het bos is onwerkelijk mooi. Ontelbare verschillende soorten mos in diverse kleuren groen bedekken de bodem. Ook de rotspartijen zijn bedekt met allerlei soorten en kleuren mos. Kleurige paddenstoelen zorgen voor afwisseling alsmede de reeds rood wordende bladeren en blauwe bessen van de bosbessenstruiken. Ik doe een poging dit alles te vangen in een foto, maar dat mislukt jammerlijk. Het haalt het gewoon niet bij de werkelijkheid. Al snel ontdekken de kinderen de bosbessen en plotseling verandert onze wandeling in een bosbesplukenvreetmiddag.
Met paarsblauwe lippen, tong en handen komen we uren later thuis. Ondanks het gesmikkel is er genoeg overgebleven om onze eerste, echte, zelf geplukte bosbessenjam te maken.
Als de geur van de sudderende bosbessenjam-to-be even later ons huis vult en ik kijk en luister naar onze kinderen die met gloeiende wangen voor de kachel zitten te overleggen wat ze morgen gaan doen, vult mijn hart zich met een gevoel van onmetelijke rijkdom.
Ik weet wel dat er ook bosbessen zijn in Nederland en ook bos en mos en natuur, maar toch is het onvergelijkbaar. Pas als je hier bent, zie je het verschil. Achter ons huis strekken zich vele kilometers oerbossen en meren uit, wachtend om ontdekt te worden. Ik ben benieuwd hoe dat zal gaan, wanneer het gaat sneeuwen. De wegen worden op dit moment al voorzien van de paaltjes met reflectoren. Misschien moeten we toch maar alvast op zoek gaan naar tweedehands ski’s!