Een plotseling geritsel ergens rechts voor me laat me bevriezen. Terwijl ik tussen het gebladerte van de bossen en struiken door tuur, hopend te zien wat dat geluid veroorzaakt, tast ik naar de camera die om mijn nek bungelt. Ik zoek met mijn vingers naar het aan-knopje en hoor de lens langzaam in beweging komen. Hopelijk stoort dit het dier dat in de bosjes loopt niet. Ik zoom alvast half in en wacht af. Sammie, die aan een riem vastzit die om mijn middel is gegespt, staat ook roerloos te luisteren. Eén voorpoot zweeft in de lucht, haar neus beweegt heen en weer en haar staart staat strak naar achteren. Overduidelijk zit er ergens in haar voorouders jagersbloed.
Weer hoor ik geritsel rechts voor me, maar ik kan nog niet zien wat dit geluid voortbrengt. Ik word me bewust van het stormachtige geluid van mijn ademhaling en het donderen van mijn hartslag. Ik moet wennen aan het klimmen hier en merk dat mijn conditie nog steeds te wensen over laat. Ik was juist bezig met een steile helling, toen dit geluid me deed stoppen. Mijn longen nemen de gelegenheid te baat wat extra zuurstof naar binnen te zuigen.
Het pad waarop ik loop, is een heel klein, smal paadje, dat zich slingerend een weg zoekt door de dichte begroeiing. Ik kan slechts twee of drie meter van het paadje zien, voordat het weer om de dennenboompjes uit het zicht verdwijnt. Dus voor hetzelfde geld komt iets wilds mij nietsvermoedend tegemoet. Ik zak door mijn benen en gebruik mijn knie als statief. Terwijl ik mijn camera in de aanslag houd, gaat mijn fantasie met mij op de loop.
Wat nu als dit mijn eerste eland is! Zou dat niet kicken zijn! Ik stel me de gigant voor met z’n enorme kop en dat bijzondere gewei. Hoe gaaf zou dat zijn! Hopelijk kan ik er dan wel wat fatsoenlijke foto’s van maken. Ik zoom haastig weer uit. Zo’n dier heeft geen zoom nodig. Ik grijns. Há! Dan ben ik de eerste! (M. en ik hebben een soort doorlopend wedstrijdje wie het eerste een “nieuw” dier op de foto zet.)
Maar hoe meer dat beeld van die reus zich manifesteert in mijn hoofd, hoe meer mijn enthousiasme en gretigheid beginnen te veranderen in iets anders. Wát nou als het écht zo’n elandmannetje is! Of nog erger, een vrouwtje met jong! Wat zouden ze doen als ze mij op hun pad zien staan. Wat moet ík dan doen? Gewoon blijven staan? Wegrennen? Zouden ze aanvallen? Ik begin niets tegen zo’n gevaarte. En Sammie? Kan ik die niet beter loshaken nu? Want anders word ik zo’n keffend doelwit dat misschien de agressie opwekt van de eland. Bovendien kan Sammie niet vluchten omdat ze aan mij vast zit. Ik scan snel de omgeving naar de dichtstbijzijnde grote boom om me achter te verschuilen mocht dat nodig zijn. Mijn hand gaat alvast naar de karabijnsluiting van de riem van Sammie. Mijn hart begint te pompen en adrenaline vult mijn bloedbaan. Ik schijt inmiddels zowat in mijn broek van angst.
Weer geritsel, een zachte plof en dan rolt er een dennenappel het paadje op. Ik staar wat verdwaasd naar de dennenappel en zie dan ineens beweging nét iets rechts buiten mijn gezichtsveld. Met een ruk verplaats ik mijn blik en kijk recht in de kraaloogjes van een eekhoorn die mij vanachter een boomstam aankijkt. Opluchting vult mijn longen weer met zuurstof als ik naar adem hap. Onbewust had ik mijn adem ingehouden.
Ik kijk naar de eekhoorn. Het is een prachtig, volwassen exemplaar. Zijn vacht is dieprood en zijn volle staart ligt gestrekt naar beneden langs de stam. In zijn rechterpootje heeft hij nóg een dennenappel vastgeklemd. Hij bevindt zich ongeveer op ooghoogte en verroert zich niet. We doen een staarwedstrijd. Nét wanneer ik dreig te gaan knipperen, laat hij de dennenappel vallen en schiet als een raket de boom in. Al snel is hij niet meer te zien.
Toch ietwat teleurgesteld vervolg ik mijn pad. We zijn hier nu vier weken en we hebben nog geen eland gespot. Toch zijn ze er en zelfs vlakbij, want vijftig meter van huis vonden we onlangs een vers elandspoor en ook de typische elandenpoep hebben we al in het bos achter ons huis gevonden. Dassen scharrelen ook bij ons huis rond, want regelmatig vinden we hun uitwerpselen op de oprit. Maar vooralsnog spelen alle dieren verstoppertje. Alleen de eekhoorns laten zich af en toe zien en bekogelen onze spelende kinderen regelmatig met hun zojuist boven in de boomtoppen opgepeuzelde dennenappels, die ze naar beneden laten vallen, daarmee de kinderen elke keer weer de stuipen op het lijf jagend.
De dieren hebben echter een goede reden om zo schuw te zijn. Een geliefde vrijetijdsbesteding is hier jagen. Dat is hier de normaalste zaak van de wereld en daar wordt veelvuldig over gepraat. Een eigenschap van de Noren die ik níet zo kan waarderen. Deze week hebben de Noren herfstvakantie en het jachtseizoen is geopend. Ze trekken allemaal naar hun cabins in de bossen en de bergen om te gaan jagen. Het dragen van felgekleurde jassen en caps, als je nu gaat wandelen, is dan ook geen overbodige luxe hier. De veiligheidshesjes uit de auto komen goed van pas.
Maar dit feit én de hertenluisvliegplaag zorgt ervoor dat we nu liever in de auto de omgeving verkennen. We kiezen daarbij voor de kleinere, onverharde wegen, vaak privétolwegen, waar je omgerekend vier of vijf euro voor moet betalen om er langs te mogen rijden, die de meest prachtige, woeste, onbewoonde gebieden ontsluiten. Slechts heel af en toe kom je een groepje van twee of drie huizen tegen, vaak kleine boerderijtjes, die dus kilometers ver van de dichtstbijzijnde plaats wonen. We hebben het idee dat deze mensen bijna volledig zelfvoorzienend leven. De plekken zijn meestal sprookjesachtig mooi, aan een meer (voor de vis), omgeven door glooiende maisvelden en daarna omsloten door bos en rots. Ook zij spelen verstoppertje…
*
Een paar dagen later, zagen we alsnog onze eerste elanden! Geen scherpe foto, maar duidelijk genoeg!