Voorzichtig plaats ik mijn voeten, elke stap zorgvuldig mijn gewicht overhevelend en pas wanneer ik zeker weet dat ik goede grip heb, de volgende stap nemend. Het is glad in het bos. Warme regen heeft kans gezien de sneeuw op het pad te smelten, voordat het weer bevroor op de ijskoude ondergrond. Een dikke ijslaag tot gevolg.
Ik had nog nooit gehoord van de term “warme regen” en wat het betekende. Spekgladde wegen. Een nachtmerrie voor alle mensen die de weg op moeten, zou je denken. Maar nee, niets van dat alles. Een berustend schouder ophalen, aangepast rijgedrag en heel veel grind strooiende vrachtwagens. Dat wel. Maar geen chaos, geen drama.
We leren hier dan ook opnieuw autorijden. Geglij hoort erbij. Vooral niet remmen, want dan ben je verloren. Dus ook: voldoende afstand houden. En: vaak ben je te bang. Moet je de heuvel op, vooral het gaspedaal intrappen, want als je halverwege stil komt te staan, dan kom je die heuvel niet meer op en glij je achterwaarts naar beneden. Dus gassen, zorgen dat je genoeg vaart hebt.
Dat druist allemaal tegen ons gevoel in, maar nadat we de eerste keer een greppel in gleden omdat we niet genoeg vaart hadden en een tweede keer halverwege de heuvel bleven steken, hebben we dat gevoel snel bijgesteld.
Lopen is onder die omstandigheden wel een crime. De overal in de winkel aangeboden spikes voor om de schoenen, zijn geen overbodige luxe, maar helaas heb ik me nog niet laten verleiden om ze aan te schaffen. Dus ik glij en schuifel mijn weg door het bos, hopend heelhuids thuis te komen. Ik ben blij met mijn mobiel in mijn jaszak, die me hulp kan brengen, mocht ik ergens onderweg mijn been breken. Wederom vraag ik me af of het wel vertrouwd is om hier onder deze omstandigheden alleen rond te zwerven…
Terwijl S. vooruit holt, blijf ik even bewonderend staan bij een bosje in ijs gevangen paddenstoelen. Normaal gesproken zouden ze al zijn vergaan, maar door het ijs blijven ze nog even geconserveerd, als herinnering aan de herfst, die hier voor mijn gevoel maar enkele dagen heeft geduurd.
In de verte hoor ik S. waarschuwend blaffen. Ik loop snel richting het geluid, benieuwd naar wat ze ziet, onderwijl scherp fluitend om ervoor te zorgen dat ze blijft staan. Ik volg licht klimmend het pad omhoog en zie dan S, roerloos half op het pad, half in het lage struikgewas staan, starend naar de kale, beijzelde restanten van wat cranberry struiken.
Het duurt even, maar dan zie ik ineens wat S. ziet, verraden door de beweging van een rood vlekje in mijn gezichtsveld. Een korhoen! Voor het eerst in mijn leven zie ik een korhoen! Ze zijn veel groter dan ik dacht. Het dier staart me even strak aan, beweegt kippig zijn kop schuin heen en weer, spreidt dan zijn vleugels, fladdert met veel kabaal een paar meter de lucht in en scheert dan rakelings over mijn hoofd de heuvel af naar beneden om tussen de bomen uit het zicht te verdwijnen.
Het jachtinstinct van S. is aangewakkerd door het onhandige gefladder van de vogel, dus ik haak haar aan de lijn en trek haar tegenstribbelend mee. Plots word ik overvallen door een gevoel van spijt. Ik geniet van de wandeling, maar ben tevens verdrietig. Dit zal waarschijnlijk één van mijn laatste wandelingen zijn in dit gebied.
Overmorgen gaan we naar huis. Ons sprookje is voorbij.
Drie maanden hebben we mogen proeven aan een land dat mijn stoutste verwachtingen overtreft. Qua natuur, qua sfeer, qua mensen, qua school voor de kinderen, qua rust en ruimte. En dan wonen we nog wel in de dichtst bevolkte provincie van Noorwegen en qua natuur het minst spectaculair.
Ik weet het wel, ik romantiseer, ik zie alles door een roze bril, ik ben verliefd, ik denk niet helder. Hier tijdelijk een soort van werkvakantie houden, is heel wat anders dan er daadwerkelijk gaan wonen.
Toch had ik zo gehoopt dat het ons van te voren zou lukken om hier vaste voet aan de grond te krijgen, want na anderhalve maand was het ons duidelijk. Wanneer we ooit de kans kregen, wilden we hier gaan wonen. Hier voelen we ons thuis.
M. heeft vorige week wel gesolliciteerd, maar hierover is nog geen uitsluitsel. Ik kan me niet voorstellen dat dit nog gaat gebeuren voordat we terug gaan naar huis. Wat niet is, kan nog komen natuurlijk, maar ik merk dat ik de moed verlies, nu de terugreis al zo dichtbij is. Het voelt voor mij alsof, zodra we de Noorse grens straks passeren, de kans op een leven in Noorwegen definitief verdampt.
Ik kom aan bij “ons” meertje en zuig als een uitgehongerde de betoverende omgeving in me op. Nevelflarden hangen over het bevroren water en zorgen voor een mystieke sfeer. Het ijs is nog niet dik genoeg om me te dragen, maar de warme regen heeft ervoor gezorgd dat er een spiegelglad oppervlak is ontstaan. Je moet vast de vissen eronder zien zwemmen. Ideaal schaatsijs, ware het niet, dat het nog een paar centimeter dikker moet zijn.
Ik geef me even over aan de ultieme fantasie dat ik met de schaatsen bungelend over mijn schouder naar boven loop om een uurtje de ijzers strepen laat trekken in het onbezoedelde ijs, genietend van het geknisper, geknerp en gekraak van het ijs, moederziel alleen mijn schaatskunsten hervindend, die al zo lang ongebruikt in mijn benen liggen te dommelen.
Een “pling!” op mijn telefoon kondigt een whatsappje aan en schudt me wakker uit mijn dagdroom. Ik graaf de telefoon uit mijn jaszak en open de whatsapp. Het is van M.
‘Zie mail. ? ‘
Haastig open ik de mailbox. Boven de ongeopende mail staat het kopje: Ansettelseskontrakt.
Mijn hart staat even stil. Dan stuitert het mijn borstkast uit. Het is gelukt. We gaan het doen. We nemen de gok. Het risico. We gaan het grootste avontuur uit ons leven aan.
Het is en blijft elke keer boeiend om je verhaal te lezen.
Veel geluk, liefde en gezondheid in Noorwegen toegewenst.
Dank je Nicoline!
Wij wensen jullie hetzelfde! ?