Ongeloof en ontzetting laten hun ogen van kleur veranderen. Als een druppel inkt raken ze het oppervlak en vertroebelen de iris. De schrik en het besef glijden als een rimpeling over hun gezichten, hen plots jaren ouder makend. Onhoorbaar laten ze hun adem ontsnappen, deinzen een stapje terug, kijken twijfelend om zich heen, naar elkaar. De boosheid ten opzichte van elkaar enkele seconden geleden, is als mist in de opkomende zon opgelost. Hun blikken vangen elkaar, haken zich vast, vinden steun. De steun die ze altijd bij mij konden vinden. Die voor hun als vanzelfsprekend was. Tot nu. Ik val van mijn voetstuk. Ik zie hun beeld van mij veranderen, zie mijn silhouet dat weerspiegelt in hun ogen, veranderen van groot, sterk en onverwoestbaar, naar klein, onzeker en breekbaar.
Inwendig krabbel ik in paniek terug, probeer de tijd terug te duwen, woorden te ontzeggen, tranen te onthuilen. Al weet ik dat het daarvoor te laat is, dat hun onwankelbare vertrouwen in mij een deuk heeft opgelopen.
Het duurt slechts een paar seconden. Een paar seconden waarin alles verandert. Een paar seconden waarin hun rol en die van mij slechts tijdelijk van plaats verwisselen, maar nooit meer hetzelfde zal zijn. Maar dan schudden ze de schok van zich af, overbruggen de laatste meters en leggen voorzichtig hun armen om mij heen. “Stil maar mama, het komt wel goed. Niet huilen. We maken geen ruzie meer. ”
Na weer een hele middag scheidsrechter te hebben gespeeld in hun eindeloze geruzie om niets, terwijl mijn hoofd probeert de dagelijkse zorgen te negeren en de losse eindjes van ontelbare draadjes te ontwarren, barst de bom. Woede borrelt als een vulkaan omhoog en komt in een eindeloze stroom van harde woorden naar buiten die ik niet meer kan ontzeggen en eindigt met een rivier van tranen die de hitte van mijn woorden probeert te blussen.
Zij en haar broertje staan stilletjes naast me, elkaar vertwijfeld aankijkend, terwijl ik wat restjes energie uit mijn tenen omhoog trek, probeer mezelf onder controle te krijgen, probeer mijn onmacht, wanhoop en vermoeidheid de baas te worden. Slapeloze nachten, onzekerheid en spanning hebben hun tol geëist. Ik ben moe. Ontzettend moe. Ik wil eigenlijk alleen nog maar slapen. Niet denken. Niet Piekeren. Niet Moederen.
De restjes leggen de laatste centimeters af. Ik veeg mijn tranen weg. Knuffel mijn kinderen. Troost ze tot de schrik uit hun ogen is verdwenen. Zeg sorry. Kus hun voorhoofd. Maak warme chocolademelk met slagroom. Lach om hun roomsnorren. Mopper als ze morsen. Zie ze elkaar een duw geven en giechelen als ze de eetkamer uitlopen. “Zou mama nou écht niet door hebben dat ze zelf ook een snor heeft!!?”
Ze zitten in de knutselhoek, waar ze hun zorgen verbergen onder felgekleurde regenbogen en een hele nieuwe wereld aan elkaar knippen en lijmen. Af en toe werpen ze een heimelijke blik op de bank, waar ik de schijn ophoud en doe alsof ik me verlies in een goed boek. Het enige wat ik echter zie zijn hun ontzette gezichten en het enige wat ik hoor zijn de echo’s van mijn harde, schelle woorden en het snerpende geluid van het ontstaan van de eerste scheurtjes in hun beeld van hun moeder.
Breekbaar mens op, supermama af.
Ik denk Wike dat alle moeders dit wel meegemaakt hebben. Je zit zelf lang met een enorme kater en de kinderen zijn zo te lief. Maar alledrie heb je weer wat geleerd.
Heel mooi geschreven.
Klopt. Het duurde lang voordat ik die kater kwijt was. Maar uiteindelijk is het niet erg dat ze zien dat ook volwassenen het wel eens moeilijk hebben. Het is fijn dat dat thuis kan. Dank je voor het compliment.