De tandarts

Die arme man, hij kan er ook niks aan doen. Alleen ik vind hem eng. Terwijl we zitten te wachten: gezellig een familie-uitje, doe ik mijn uiterste best niet aan hem te denken. Griezel.

Ik verlies me zogenaamd in een verschrikkelijk boeiend artikel in de Linda, maar lees geen letter. In mijn hoofd duim ik dat hij ziek is. (Niets ernstigs, dat hoeft niet, als hij er maar gewoon niet is.) Helaas, lyrisch vrolijk komt zijn sidekick ons ophalen. Mij hart fladdert een looping, maar, vooral niets laten merken aan de kinderen, dus krampachtig glimlachend sta ik op uit de stoel en verzamel al het speelgoed dat inmiddels al over vijftig vierkante meter verspreid is. Ik geef toe, dat ik daar wat langer over doe dan nodig is.

Op de vraag wie eerst, schuif ik mijn eega naar voren: ‘Jij maar eerst, want moest jij niet zo ergens anders zijn?’ Niet-begrijpend kijkt hij mij aan, trekt zijn wenkbrauw op, vervolgens een sardonisch glimlachje en dan uiteindelijk, gaat hij zitten. Hij wisselt een blik van verstandhouding met die engerd. Smeerlappen.

Binnen drie minuten is het gepiept. Wie nu? Mijn dochter wil wel. ‘Papa, blijf jij maar liggen, want jij hebt zo’n zachte buik!’ Gelach alom, ik grimas mee, terwijl ik paniekerig op zoek ben naar een manier om op te lossen, te verdwijnen. Mijn zoon wil godzijdank, na enig aandringen, ook wel bij papa liggen.

Mijn beurt. Mijn man verdwijnt naar het andere kamertje voor nog wat nawerk en de kinderen kijken gefascineerd naar de stoel die beweegt en draait en omhoog komt. Ik zie aan mijn zoontje’s gezicht dat hij die knopjes ook wel wil uitproberen en ik knik hem enthousiast toe. Als die stoel maar kapot gaat, in storing raakt, of de knie van die man verpletterd. Zoiets. Helaas, mijn dochter gooit roet in het eten en betrekt hem bij het Playmobil wat er strategisch ligt. Ze hebben ook overal aan gedacht.

Met klotsende oksels, een hartslag van honderdtachtig en in het beginstadium van hyperventilatie, laat ik hem braaf het achterste van mijn tong zien. Hij tikt en duwt en schraapt. Dan draait hij zich om naar de computer. Geen goed teken. Enthousiast roept hij: ‘Een kleintje maar mevrouw! Doen we direct. Zo gepiept!’ Paniekerig kijk ik naar de kinderen. Grootmoedig zegt hij dat we wel even kunnen wachten tot mijn man klaar is, dan kan hij de kinderen meenemen. Zo is hij dan weer wel.

Er valt een stilte. Ik zoek als een gek naar iets om te zeggen en gooi het eerste eruit wat er in mijn hoofd opkomt. ‘Een kennis van mij liet op haar vijfendertigste alles in één keer verwijderen! Doet u dat ook?’ Hij kijkt mij aan, laat me even een paar seconden zweten en zegt dan: ‘Nee, daarvoor moet u bij de slager zijn. Zal ik alvast even een prikje doen?’

Alle hoop verloren, zak ik weer in de stoel en zeg gelaten: ‘U doet maar wat u niet laten kunt!’ Dat vinden hij en zijn kwieke sidekick schijnbaar bijzonder grappig en al hinnikend pakt hij de spuit en ik het waterzuig-geval.

Ondertussen zijn de kinderen meegenomen en ben ik aan mijn lot overgelaten. Terwijl hij een tunnel aan het boren is, klein gaatje mehoela, humt hij een liedje. Vol afgrijzen realiseer ik me wat het is: ‘En we gaan nog niet naar huis, nog lange niet, nog lange niet!’

*

Ontvang nieuwe Piekjes per email:

Spread the love

Geef een antwoord

Specify Google Client ID and Secret in the Super Socializer > Social Login section in the admin panel for Google Login to work

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.